Onderwijscentrum Opnij, Doutzen Buursma
Auteur: dr. Daphne Hijzen, Next Level Studentencoaching
Doutzen Buursma (oprichtster Onderwijscentrum Opnij) is ervan overtuigd dat het investeren in ondersteuning en versterking van de Executieve Functies (EF) van leerlingen een belangrijke bijdrage kan leveren aan het compenseren voor de gevolgen van kansenongelijkheid binnen het onderwijs. Van de EF is bekend dat zij voorwaardelijk zijn voor succesvol leren. Ook is van EF bekend dat kinderen niet worden geboren met deze vaardigheden, maar dat alle kinderen de potentie bezitten om ze te ontwikkelen. De ontwikkeling hangt direct samen met de rijping van de hersenen, maar het is de omgeving (met name de ouders en docenten) die uiteindelijk bepaalt hoe efficiënt die ontwikkeling verloopt. De omgeving zorgt voor de prikkels en ervaringen die nodig zijn voor de ontwikkeling van de EF (Jolles, 2017). Juist deze sterke invloed van de sociale omgeving op de ontwikkeling van EF, zorgt ervoor dat deze niet voor alle leerlingen even optimaal verloopt en daarmee een aanzienlijke factor vormt (binnen het complexe samenspel van factoren) die bijdraagt aan kansenongelijkheid. Verschillende onderzoeken (Kennisrotonde, 2019) tonen aan dat Executieve Functies van kinderen van laagopgeleide ouders zich over het algemeen trager ontwikkelen. In deze bijdrage wordt ingegaan op de rol die EF-ondersteuning kan spelen binnen het complexe vraagstuk van kansenongelijkheid.
Kansenongelijkheid binnen het onderwijs is een zeer complex vraagstuk
Er zijn vele definities van kansenongelijkheid in omloop. Eenvoudig gezegd komt kansenongelijkheid er op neer dat mensen die in eenzelfde samenleving leven niet in dezelfde mate toegang hebben tot dezelfde kansen op ontplooiing (SER, 2021). In dit artikel sluiten we ons aan bij de definitie die onderwijssocioloog Illias El Haddoui hanteert, namelijk dat in het onderwijs sprake is van kansenongelijkheid wanneer kinderen met dezelfde (cognitieve) capaciteiten, maar met een verschillende achtergrond (o.a. opleidingsniveau ouders, SES) niet dezelfde kansen hebben om het beste uit zichzelf te halen (VO-Raad, z.d). Factoren die samenhangen met kansen(on)gelijkheid zijn divers. Het valt buiten de scope van dit artikel om alle factoren uitgebreid te belichten. Ze hebben bijvoorbeeld te maken met het vroege selectiemoment po-vo, segregatie in het onderwijs, het lerarentekort, het onderschatten van leerlingen met een bepaalde achtergrond (laagopgeleide ouders) door leerkrachten. Een andere factor die kansenongelijkheid binnen het onderwijs in stand houdt, is het gegeven dat niet alle ouders betaalde bijles of huiswerkbegeleiding kunnen bekostigen. Daarnaast groeien sommige kinderen op in armoede, waardoor thuis niet altijd een goede leeromgeving is. Ook zijn er grote verschillen in de mate waarin ouders hun kinderen kunnen steunen als het gaat om bijvoorbeeld het maken van huiswerk en de taal- en sociaal emotionele steun die zij kunnen bieden (VO-raad, z.d.).
De coronacrisis heeft kansenongelijkheid extra zichtbaar gemaakt en nog eens versterkt. De lockdowns en thuisonderwijs lieten zien dat er nog steeds flinke verschillen zijn in leermogelijkheden thuis en in de begeleiding van ouders bij het leren. Juist in deze periode waren kinderen hier sterk afhankelijk van en lijkt het ervoor gezorgd te hebben dat kansenongelijkheid alleen nog maar toegenomen is (VO-Raad, z.d.). Het is dus juist nu belangrijk om blijvend in te zetten op het bevorderen van kansengelijkheid.
Het bevorderen van kansengelijkheid
De SER (2021) stelt dat het bevorderen van gelijke kansen te maken heeft met de mate waarin kinderen in staat worden gesteld om het niveau te bereiken dat zij cognitief aankunnen, ongeacht het inkomen, opleidingsniveau of de afkomst van hun ouders of andere factoren (SER, 2021). Meer algemeen gaat het bevorderen van kansengelijkheid er om dat onderwijs jongeren in staat stelt hun talenten te kunnen ontwikkelen. “Talenten hebben betrekking op cognitieve vaardigheden, maar ook op bijvoorbeeld sociale, sportieve, creatieve, technische, emotionele en vakvaardigheden. De ontwikkeling van al deze vaardigheden verdient aandacht”(SER, 2021, p. 33).
Vanwege de veelheid aan factoren – en de interacties van die factoren onderling- die kansenongelijkheid veroorzaken en in stand houden, zou het bevorderen van kansengelijkheid uit een samenspel van structurele interventies en maatregelen op verschillende gebieden moeten bestaan. De inhoud van mogelijke bijdragen vormt niet de focus van dit artikel. Zie het rapport Gelijke Kansen in het onderwijs van de SER (2021) via https://www.aob.nl/wp-content/uploads/2021/06/gelijkekansen-in-inderwijs.pdf bijvoorbeeld voor meer info hierover.
Illias El Hadioui benadrukt het belang van ‘ongelijk investeren om ongelijke kansen te bestrijden’ (Poortvliet, 2020). Om alle leerlingen gelijke kansen te bieden is het nodig om ongelijk te investeren. Dat betekent dat het ene kind in bepaalde omstandigheden meer ondersteuning wordt geboden dan het andere kind. Scholen moeten gebruik kunnen maken van passende ondersteuning voor alle leerlingen die dat nodig hebben.
Executieve Functies en kansenongelijkheid
Er bestaan grote verschillen in de mate waarin ouders in staat zijn om hun kinderen (cognitief, sociaal emotioneel) te ondersteunen. Vele onderzoeken laten zien dat in het algemeen geldt dat hoogopgeleide ouders hun kinderen cognitief beter blijken te kunnen begeleiden (Kennisrotonde, 2019). Deze ouders hebben de mogelijkheden om kinderen een rijkere leeromgeving aan te bieden. Een leeromgeving waarin bijvoorbeeld complexere taal wordt gebruikt, meer educatief materiaal beschikbaar is, maar waarin kinderen ook sterker worden uitgedaagd worden hun zelfstandigheid te vergroten en waar een duidelijke structuur bestaat.
Van de ontwikkeling van Executieve Functies weten we nu dat het enerzijds om een natuurlijke ontwikkeling gaat die voortkomt uit de rijping van onze hersenen, aan de andere kant wordt de ontwikkeling van de EF sterk beïnvloed door oefeningsmogelijkheden en instructie die in de sociale omgeving plaatsvindt. Het is die omgeving die zorgt voor de prikkels en ervaringen die nodig zijn voor de ontwikkeling van de executieve functies (Jolles, 2017). De executieve functies van kinderen van laagopgeleide ouders ontwikkelen zich over het algemeen trager (Kennisrotonde, 2019, p.3). Onderzoek (Feryn, De Wilde, Spilt & Bayens, 2020, p. 2) “toont het belang aan van de familiaire context bij de ontwikkeling van EF. Kinderen die moeten opgroeien in (kans)armoede hebben duidelijk een groter risico op laag ontwikkelde EF, onder meer in het richten van hun aandacht op doelgerichte taken. Het opgroeien in armoede blijkt zelfs één van de grootste voorspellers te zijn van laag ontwikkelde EF”.
In die zin vormt de ongelijke ontwikkeling van EF een belangrijke factor in het ontstaan en het voortduren van kansenongelijkheid. Executieve (= uitvoerende) functies zijn vaardigheden die mensen nodig hebben om taken effectief uit te kunnen voeren en problemen op te kunnen lossen (Opnij, 2019). Het gaat om een aantal complexe vaardigheden die nodig zijn voor het plannen en uitvoeren van doelgericht gedrag. “Executieve functies zorgen ervoor dat we eerst denken, dan doen” (Verstraete & Nijman, 2016, p.73). Voorbeelden van EF zijn plannen, organisatie, flexibiliteit, responsinhibitie, emotieregulatie en taakinitiatie.
Jolles (2017) beschrijft dat de executieve functies tot in de volwassenheid mede bepalend blijven voor de mate waarin iemand succesvol is. Zo is er onder meer een relatie tussen de executieve functies en de fysieke en mentale gezondheid en een succesvolle loopbaan, maar ook met crimineel of antisociaal gedrag. Als jongeren dus de mogelijkheid krijgen om deze vaardigheden goed te ontwikkelen, dan heeft niet alleen de jongere zelf hier levenslang baat bij, maar ook de samenleving als geheel.
Bevorderen van kansengelijkheid door EF te versterken
We weten nu dat de omgeving heel belangrijk is voor de ontwikkeling van EF. Daarnaast is bekend dat EF veranderbaar zijn. Door training en oefening versterken EF zich immers. Juist in de adolescentieperiode wanneer de hersenen zich in sneltreinvaart ontwikkelen, hebben leerlingen veel baat bij EF-training. Het leren kan versterkt worden door inzicht te krijgen in sterke en minder sterke executieve functies van een leerling. De EF die minder goed ontwikkeld zijn kunnen getraind en versterkt worden (Verstraete & Nijman, 2016).
Scholen kunnen een belangrijke rol spelen als het gaat om het compenseren voor kansenongelijkheid. “Compenseren doet een school door te signaleren welke verwachtingen, interacties en structuren thuis niet geboden worden om daaraan vervolgens expliciete aandacht te geven” (Enthoven, Clinton & Elkerbout, 2021, p.14). Het investeren in EF door docenten kan hierbij passen. Vanzelfsprekend hebben alle leerlingen baat bij goed ontwikkelde EF, maar juist leerlingen die van huis uit weinig mogelijkheden kregen voor training en ontwikkeling van EF kunnen door gerichte aandacht voor EF op school flinke sprongen maken in hun ontwikkeling.
Tijdens EF-training is er niet alleen aandacht voor de meer schoolse vaardigheden als het leren plannen, organiseren en timemanagement, maar komen ook meer basale vaardigheden aan bod zoals emotieregulatie (emoties leren kennen en onder controle houden om doelen te bereiken of gedrag te controleren), responsinhibitie (nadenken voordat je iets doet), flexibiliteit (om kunnen gaan met veranderingen en tegenslag) en doelgericht gedrag (leerlingen leren vertrouwen op hun eigen inzet bij het bereiken van doelen door bijvoorbeeld een growth mindset na te streven). Met name dergelijke EF krijgt niet iedereen vanzelfsprekend van huis uit mee. Er is zeker niet in alle huishoudens ruimte voor om deze EF te ontwikkelen. Door de executieve functies te trainen van leerlingen die dreigen vast te lopen, leren leerlingen taken weer effectief uit te voeren en problemen op te lossen. Het doel is om leerlingen (weer) succes te laten ervaren op school en het vertrouwen in zichzelf te vergroten.
Illias El Hadioui (Poortvliet, 2020) noemt in een interview voor het AOB expliciet “geloof in eigen kunnen’ als belangrijke factor voor leerlingen met minder kansen.“Het sociaal en economisch kapitaal waarmee de leerling de school binnenkomt ligt doorgaans buiten de invloedssfeer van de docent. Vaak heeft het te maken met de wijk en het type gezin waar iemand vandaan komt. Waar de leraar wel invloed op heeft is het psychologisch kapitaal van de leerling. Er is inmiddels een hele rits aan onderzoeken waaruit blijkt dat het geloof in eigen kunnen een sterkere factor is bij het voorspellen van het studiesucces van de leerling dan zijn of haar sociaal economische status.” En “..door de leerling zogenoemde mastery experiences op te laten doen en door succeservaringen van andere leerlingen te laten zien kan een docent dat geloof in eigen kunnen bevorderen. Door hen aan te moedigen en positieve feedback te geven. En door te helpen bij het reguleren van emoties”, aldus El Hadioui.
Vakspecifiek geïntegreerd EF-aanbod
Doutzen Buursma (oprichter Onderwijscentrum Opnij): “We beogen de kwaliteit van scholen van binnenuit te versterken door onze expertise op het gebied van EF-ondersteuning met mentoren en docenten te delen en aan hen over te dragen. Op deze manier kunnen zij hier zelf mee aan de slag. Mijn doel is uiteindelijk om onszelf overbodig te maken”. De bedoeling is dat álle leerlingen gebruik.
kunnen maken van de EF-ondersteuning, omdat het onderdeel uitmaakt van het reguliere curriculum. Door EF te koppelen aan vakspecifieke lesopzetten heeft de docent hierbij een sleutelrol. De docent kan dus een belangrijke bijdrage leveren door in te zetten op de ontwikkeling van EF. “Daarmee stimuleert hij de leermotivatie en studieprestaties en legt een stevige brede basis voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling” (Jolles, 2017, laatste alinea).
Buursma heeft een rotsvast vertrouwen in het leervermogen van leerlingen en gaat ervan uit dat alle leerlingen leersucces kunnen ervaren. Voor leerlingen met zeer zwakke EF is het wel van belang om vanuit school, naast de reguliere EF-ondersteuning, extra begeleiding op maat te kunnen bieden.
Inzet op EF als één van de interventies die bijdragen aan vermindering kansenongelijkheid
Zoals eerder betoogd is het vraagstuk rondom kansenongelijkheid een bijzonder complex vraagstuk en bestaat er niet een eenduidige oplossing voor. Op deze plek willen we daarom ook benadrukken dat we niet pretenderen dat EF-ondersteuning dé oplossing is voor het verminderen van kansenongelijkheid. Het vormt slechts één van de mogelijke interventies in een samenspel van maatregelen, interventies en veranderingen op verschillende gebieden die nodig zijn om kansengelijkheid te bestrijden.
Bronnen
Enthoven, M., Clinton, C., & Elkerbout, M. (2021). Meer ruimte voor vakmanschap. Kansenongelijkheid bestrijden. JSW, 7, 12-15.
Feryn, S., De Wilde, J., Split. J. & Baeyens, D. (2021). Onderzoeksrapport Zet je EF-bril op. Executieve functies stimuleren in het kleuteronderwijs. Odisee de CO-Hogeschool.
Jolles, J. (2017). ‘Executieve functies’ belangrijk voor onderwijs. Geraadpleegd op 10 maart 2022, op https://www.jellejolles.nl/executieve-functies-belangrijk-onderwijs/
Kennisrotonde. (2019). Leidt huiswerk maken op de basisschool tot grotere vaardigheden in plannen
en verantwoordelijkheid nemen voor het eigen leerproces? [KR. 663] Den Haag: Kennisrotonde.
Poortvliet, J. (2020). Socioloog El Hadioui: ‘Bestrijd de kansenkloof in crisistijd’. Onderwijsblad. SER (2021). Gelijke kansen in het onderwijs. Structureel investeren in kansengelijkheid voor iedereen. Verstraete, I., & Nijman, K. (2016). Handboek leren leren voor het Voortgezet Onderwijs. Huizen: Uitgeverij Pica.
VO-Raad (z.d.). Kansengelijkheid in het VO. Geraadpleegd op 1 maart 2022, van https://www.vo raad.nl/themas/kansengelijkheid/onderwerpen/kansengelijkheid-vo