Kunnen onderbouwleerlingen reflecteren op hun Executieve Functies?

Doutzen Buursma, Onderwijscentrum Opnij
Auteur: dr. Daphne Hijzen, Next Level Studentencoaching

In hoeverre zijn leerlingen in de onderbouw van het VO in staat om adequaat op hun Executieve Functies te reflecteren?

“Ik krijg regelmatig van mentoren te horen dat leerlingen in de onderbouw van het VO het moeilijk vinden om op zichzelf te reflecteren. Ze overschatten zichzelf dan ook vaak bij het invullen van de EF-vragenlijst”, aldus Doutzen Buursma (directeur Onderwijscentrum Opnij). Zijn er onderzoeken bekend die deze ervaringen kunnen duiden? En hoe kunnen jonge adolescenten dan geholpen worden om toch zinvol te leren reflecteren op hun Executieve Functies, zodat ze deze kunnen monitoren en versterken? Sterke EF zijn immers sterk bepalend voor schoolsucces.

De EF-vragenlijst

Elke EF Training van Onderwijscentrum Opnij start met een intakegesprek. Tijdens dit gesprek formuleren leerlingen, onder begeleiding van de EF Trainer, de doelen waar zij tijdens de training aan willen gaan werken. Vervolgens vullen zij een EF-vragenlijst in. Op deze manier wordt duidelijk welke Executieve Functies, en de daarbij behorende vaardigheden, vallen onder de door hen opgestelde doelen. Aan de hand van de EF-vragenlijst wordt inzicht gegeven in welke Executieve Functies leerlingen al goed beheersen en welke zij nog verder willen ontwikkelen. Tijdens de training werken leerlingen gestructureerd en onder begeleiding van de EF Trainer aan hun doelen en de EF. Iedere week wordt gereflecteerd op de doelen en worden nieuwe weekdoelen opgesteld. Aan het eind van de training wordt nogmaals gereflecteerd op de doelen die leerlingen aan het begin van het traject opstelden en vullen zij de EF-vragenlijst nogmaals in. Zo kunnen zij zien in hoeverre ze ook vooruit zijn gegaan in de zwakkere EF die vielen onder hun doelen. Dit gebeurt dus onder begeleiding van een EF Trainer. Deze is er ook om de leerlingen uitleg te kunnen geven over de EF en ze te helpen bij het reflecteren. Wanneer leerlingen de lessen uit de mentormethode ‘In topvorm met EF’ op school volgen, doen zij dit onder begeleiding van de mentor. De EF-vragenlijst is dan het startpunt. Mentoren geven aan dat het invullen van de vragenlijst, met name voor leerlingen in de onderbouw niet altijd even gemakkelijk is. Opnij heeft daarom ook geïnvesteerd in het begeleid aanbieden van de vragenlijst via het Lesson Up kanaal voor mentoren. Die begeleiding waarbij leerlingen ook kennis opdoen over de inhoud van de EF, blijkt een belangrijke voorwaarde te zijn voor het adequaat kunnen invullen van de EF-vragenlijst.

In hoeverre kun je van leerling in de onderbouw van het VO verwachten dat deze een juiste inschatting kan maken van de EF? Wat weten ze hier al vanaf, welke kennis hebben zij van hun EF? We weten inmiddels dat de EF juist in deze periode volop in ontwikkeling zijn. Hoe zit het precies met de ontwikkelingsfase van jonge adolescenten en hun reflectievermogen?

Reflecteren / zelfregulatie/ Executieve Functies

Hoe zat het ook alweer?

Reflecteren:  “het terugblikken op je eigen handelen en ervaringen, daarover nadenken en van daaruit nieuwe keuzes maken. Reflectie is de motor van ontwikkeling, want als je niet terugkijkt wat anders en beter kan, zie je ook geen ontwikkelpunten”(Kennisplatform voor het onderwijs, 2022, alinea 1)

Zelfregulatie: Een mooie definitie van zelfregulerend leren komt van onderwijspsycholoog Pintrich (2000) en luidt: “Zelfregulerend leren is een actief, constructief proces waarbij leerlingen leerdoelen stellen en vervolgens hun cognitie, motivatie en gedrag proberen te monitoren, reguleren en controleren waarbij hun doelen en hun leeromgeving richting geven” (geciteerd in Sins, 2023, p. 16).

Executieve Functies: Zelfregulatie en EF zijn nauw met elkaar verbonden. Zelfregulatie wordt mede mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van Executieve Functies. EF zijn vaardigheden die mensen nodig hebben om taken effectief uit te voeren en problemen op te lossen. Ze zorgen ervoor dat we eerst denken en dan doen en bepalen daardoor mede het succes op school (Onderwijscentrum Opnij, 2021).

Ontwikkelingsfase van de vroege adolescent

Leerlingen in de eerste twee leerjaren van het vmbo en de eerste drie leerjaren van het havo en het vwo zitten in de onderbouw. De onderbouw bereidt leerlingen voor op het vervolgonderwijs in de bovenbouw.

Leerlingen zijn meestal rond de 12 jaar oud wanneer ze de overstap van de basisschool naar het voortgezet onderwijs maken.  Leerlingen in de onderbouw bevinden zich dan in de fase van de vroege adolescentie (10-14 jaar). De adolescentie in zijn geheel beslaat een periode die ongeveer begint rond het 10e jaar en eindigt wanneer jongeren zo rond de 25 jaar oud zijn.

De overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs is voor veel jongeren een spannende en ingrijpende gebeurtenis. Ze moeten wennen aan een hele nieuwe school met voor elk vak een andere leraar, de lesstof, veel toetsen, het maken van nieuwe vrienden, de toegenomen vrijheid en een toegenomen mate van zelfstandigheid die daarbij vereist is. Tijdens de periode 10-14 jaar komen leeftijdsgenoten steeds meer centraal te staan en maken tieners zich al wat losser van hun ouders.  Van der Donk en Jolles (2017a, alinea 5) omschrijven deze periode (overgang basisschool naar voortgezet onderwijs) als volgt: “de tiener krijgt te maken met fysieke- en psychologische veranderingen die gevolgen hebben voor het sociale-, emotionele- en cognitieve functioneren. Met de transitie naar het voortgezet onderwijs wordt er in toenemende mate een beroep gedaan op de zelfstandigheid van de tiener. Echter, de jonge tiener heeft vaak nog een gebrekkig zelfinzicht en heeft nog slecht zicht op wat hij wel of niet zelfstandig kan. Ze kunnen vaak nog niet goed onder woorden brengen wat er zich afspeelt in het eigen hoofd en lijf, en ook niet wat er zich afspeelt in de directe omgeving.”

Kortom, jongeren in de vroege adolescentie hebben nog niet alle benodigde tools om een adequate inschatting van de eigen vaardigheden te kunnen maken en dienen hierbij ondersteund te worden. Met name jongens in de vroege adolescentie hebben nogal eens de neiging om zichzelf wat te overschatten.

Verschillen jongens-meisjes vroege adolescentie

Hoogleraar Onderwijskunde Claessen (in Pans, 2019, 4e alinea) benoemt dat “veel jongens zichzelf overschatten…” Hij zegt dat meisjes adaptiever zijn ingesteld. Claessen wijt dit aan de rijping van de hersenen. Vaardigheden die terugkomen in de Executieve Functies zoals plannen, prioritering, motivatie en keuzegedrag ontwikkelen meisjes eerder dan jongens. Jolles (2018) beschrijft dat de meerderheid van de meisjes van 10 tot 14 jaar in vergelijking tot de meerderheid van jongens van diezelfde leeftijd iets verder zijn in de neuropsychologische ontwikkeling. In deze periode is het zelfinzicht en zijn zelfregulerende vaardigheden van meisjes iets beter dan die van jongens.

De ontwikkeling van EF tijdens de adolescentie

De hersenen maken tussen het tiende en vijfentwingste jaar een enorme groeispurt door. De prefrontale cortex is als laatste uitontwikkeld. Dit is precies het gedeelte van de hersenen dat samenhangt met verschillende mentale processen zoals impulscontrole, probleemoplossing én beoordelingsvermogen. De ontwikkeling van de Executieve Functies start al in de peutertijd, maar tijdens de adolescentie gaat de ontwikkeling ineens razendsnel (Crone, 2012). De hersenen van jongeren zijn eigenlijk constant ‘under construction’ (Nelis & van Sark, 2014) en zijn enorm plastisch. Jongeren moeten juist in deze periode veel oefenen met het gebruik van de EF om de verbindingen tussen hersencellen en hersendelen te versterken. In de vroege adolescentie zijn de verbindingen tussen hersencellen en de verbindingen tussen hersendelen namelijk nog in aanleg. Net zoals in de rest van onze hersenen gaat deze ontwikkeling volgens het principe van ‘use it or lose it’, waarbij weinig gebruikte neurale verbindingen verloren  gaan (Horeweg, 2015; Dawson & Guare, 2016). Uiteindelijk wordt het brein steeds efficiënter in de dingen die het vaak doet. Het oefenen van specifieke Executieve Functies bijvoorbeeld leidt zo tot verandering in de hersenstructuren, die de verdere ontwikkeling van de Executieve Functies weer zullen ondersteunen (Algemeen Diagnostisch Protocol – 22 januari 2015). Dit onderstreept het belang van trainen tijdens de adolescentie.

Kennis over EF is een randvoorwaarde voor het maken van een goede inschatting van de EF

Het is dus van belang om leerlingen in de onderbouw van het VO nog flink te ondersteunen en het denken over EF expliciet te maken. Voordat lerenden met succes de baas kunnen zijn over het eigen leerproces, zullen ze van iemand moeten leren hoe dat in zijn werk gaat, aldus Sins (2023).  De meeste leerlingen in de onderbouw van het VO hebben nog weinig ervaring met het bewust nadenken over hun Executieve Functies en hebben daarbij nog weinig kennis opgedaan over wat de EF eigenlijk precies behelzen. Een goede inschatting kunnen maken van de eigen EF begint met voldoende kennis over wat de EF precies inhouden. Zoals eerder beschreven zijn Executieve Functies en zelfregulatie nauw verbonden met elkaar. Een belangrijk onderdeel van beiden is het beoordelen van de eigen prestaties. Zoals naar voren komt in een artikel van Van der Vegte (2022, alinea 9) over de ontwikkeling van zelfregulatie, blijkt zelfbeoordeling vooral moeilijk te zijn voor leerlingen met een relatief laag prestatieniveau. Wanneer leerlingen bijvoorbeeld weinig kennis en ervaring hebben op het gebied van natuurkunde of grammatica, is het voor hen ook erg lastig om hun eigen vaardigheden op dat gebied te beoordelen. Ditzelfde gegeven zou doorgetrokken kunnen worden naar de EF. Wanneer leerlingen nog weinig beeld hebben bij wat de EF inhouden en de ervaringen beperkt zijn, is het ontzettend lastig om (zelfstandig) een adequate inschatting te kunnen maken van de EF. In hetzelfde artikel wordt een onderzoek aangehaald van Kruger en Dunning (1999, in Van der Vegte, 2022). Uit dit onderzoek blijkt dat de leerlingen die het minst goed presteren ook geneigd zijn hun eigen niveau sterk te overschatten. Ook Nederlands onderzoek (Baars, geciteerd in Van der Vegte (2022) bevestigt dat inzicht in het eigen kunnen een belangrijke voorwaarde is voor zelfregulerend leren (en dus ook voor sterke EF). Als leerlingen niet in staat zijn hun eigen leerproces te beoordelen, kunnen ze het leerproces ook niet verder reguleren.

Conclusie

De geluiden die Buursma vanuit VO-scholen te horen krijgt over de moeite die leerlingen in de onderbouw van het VO hebben met het reflecteren op hun EF, kunnen met eerder onderzoek dus verklaard worden. In dit artikel is uiteengezet dat het voor een leerling in de onderbouw van het VO nog lastig is om een adequate inschatting te maken van zijn of haar EF, omdat (onder andere) het reflectievermogen nog in ontwikkeling is. Leerlingen in de onderbouw van het VO bevinden zich in de vroege adolescentieperiode (10 tot 14 jaar). Deze periode kenmerkt zich door ingrijpende veranderingen in omgeving, lijf en hersenen. Het beoordelingsvermogen en zelfinzicht zijn nog ‘under construction’. Jongens overschatten zichzelf daarbij nog wat vaker dan meisjes. Ook bezitten jongere leerlingen nog weinig kennis over de EF, deze kennis is een randvoorwaarde om adequaat te kunnen reflecteren op de EF. De kennis moet expliciet worden aangeleerd. Dit is precies de reden dat het zo belangrijk is dat EF-trainers, maar ook vooral mentoren leerlingen hierbij begeleiden (en zelf natuurlijk ook de benodigde kennis bezitten en kunnen overdragen). Door ervaringen op te doen, versterken de verbindingen tussen hersencellen en hersendelen en worden jongeren beter in het reflecteren. Juist door vroeg te beginnen en leerlingen al vanaf de brugklas te laten reflecteren op hun EF, raakt dit denken steeds meer verankerd en automatisme (denk aan het ‘use it or lose it’ principe).

Leerlingen, en zeker jongens, hebben in de onderbouw dus nog behoorlijk wat hulp, begeleiding en duidelijke instructie nodig om een adequate inschatting te kunnen maken van hun EF. De rol van de EF Trainer/ Mentor is daarom in het begin van het VO nog meer sturend en begeleidend, dan deze in de bovenbouw van het VO zal zijn. Kennis verstrekken en directe instructie over wat de verschillende EF precies behelzen is daarbij cruciaal.

Bronnen

Algemeen Diagnostisch Protocol. (2015). Bijlage 8: Executieve functies en mogelijke interventies om de ontwikkeling van executieve functies te bevorderen.

Crone, E. (2012). Het sociale brein van de puber. Uitgeverij Bert Bakker.

Crone, E & Dahl R. (2012). Understanding adolescence as a period of social-affective engagement and goal flexibility. Nature Reviews/Neuroscience 13(9). 636-650.

Dawson, P. & Guare, R. (2016). Coachen van kinderen en adolescenten met zwakke executieve functies. Praktische strategieën voor thuis en op school. Amsterdam. Hogrefe.

Essen, I. van., & Mol- van der Lee, K. (2015). Pubermania. Coach je tiener en jezelf door de puberteit.

Horeweg, A. (2015). Gedragsproblemen in de klas in het voortgezet onderwijs.

Jolles, J. (2018, 11 december). Waarom meisjes beter presteren in de eerste klassen van het

voortgezet onderwijs. Blog Jelle Jolles. Geraadpleegd op 27 mei 2023, van https://www.jellejolles.nl/waarom-meisjes-beter-presteren-dan-jongens-in-eerste-klassen-voortgezet-onderwijs/

Kennisplatform voor het onderwijs (9 augustus 2022). Reflecteren. Geraadpleegd op 22 mei 2023, van https://wij-leren.nl/reflecteren.php

Nelis, H., & van Sark, Y. (2014). Het puberbrein binnenstebuitenWat beweegt jongeren van 10 tot 25 jaar?

Onderwijscentrum Opnij (2021). Werkboek EF-training.

Pans, L. (2019, 8 maart). De jongens tegen de meisjes: wie doet ’t beter in het onderwijs.

AVS.nl. Geraadpleegd op 30 april 2023, van https://avs.nl/actueel/nieuws/de-jongens-tegen-de-meisjes-wie-doet-t-beter-in-het-onderwijs/

Paragin (6 september 2021). Metacognitieve theorieën. Geraadpleegd op 17 mei 2023, van https://www.paragin.nl/update/metacognitieve-strategieen/?cn-reloaded=1

Sins, P. (2023). Zelfregulerend leren gaat niet vanzelf. Maar hoe dan wel? Openbare les. Hogeschool Rotterdam.

Van der Donk, M. & Jolles, J. (23 november 2017a). Het welbevinden van de brugklasser verdient meer aandacht. Geraadpleegd op 18 mei 2023, van

https://www.jellejolles.nl/welbevinden-brugklasser-verdient-meer-aandacht/

Van der Donk, M. & Jolles, J. (11 oktober 2017b). Over zelfregulatie: een wiki. Geraadpleegd op 15 mei 2023, van https://www.jellejolles.nl/over-zelfregulatie-een-wiki/

Van der Vegt, A. ( 28 maart 2022). Stap voor stap op weg naar zelfregulatie. Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek. Geraadpleegd op 7 juni 2023, van

https://www.onderwijskennis.nl/kennisbank/stap-voor-stap-op-weg-naar-zelfregulatie

Van der Zee, R. (2017). Motivatie ondersteunt executieve functies. Balans Magazine, 30, 21-23.

Privacyoverzicht

Deze site maakt gebruik van cookies, zodat wij je de best mogelijke gebruikerservaring kunnen bieden. Cookie-informatie wordt opgeslagen in je browser en voert functies uit zoals het herkennen wanneer je terugkeert naar onze site en helpt ons team om te begrijpen welke delen van de site je het meest interessant en nuttig vindt.